• Liturgisch centrum Ontmoetingskerk

  • Inrichting Ontmoetingskerk

  • Inrichting Immanuëlkerk

  • Liturgisch centrum Immanuëlkerk

Kerkomroep

Opnames uit de Ontmoetingskerk.
Opnamedatum wordt hieronder twee keer getoond: de ene is met video, de andere alleen met geluid.

----------------------
Privacy Verklaring

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, waarover God zegt ‘Mijn geliefde Zoon’

Elia: de beste leerling van de klas. Als er nu één een onverschrokken profeet was, was hij het wel. Hij had de moed om tegen de stroom in te gaan en daarmee word je niet populair, dat weten we allemaal, maar toch deed hij het. Hij kwam op voor Gods recht en nam geen blad voor de mond. Voor niets en niemand was hij bang. Als een koning in de fout ging: Elia zei het hem, recht in zijn gezicht. In zijn eentje ging hij op de Karmel het gevecht aan met maar liefst 450 Baälspriesters. En we weten hoe het afliep: de Baälspriesters werden gedood en het volk riep: “de HEER is God, en Elia is zijn profeet”. En toen koning Achab ook onder de indruk leek te zijn van al dit machtsvertoon, dacht Elia: nu komt alles goed, eindelijk weer recht en vrede in het land. Maar hij rekende buiten koningin Izebel: zij zwoer wraak en sprak een doodvonnis over Elia uit.

En Elia vlucht; nadat hij gewonnen had, neemt hij de benen. Dat is op het eerste gezicht vreemd of toch niet? Van die krachtpatser is niets meer over. Hij is zo terneergeslagen, zo depressief dat hij zelfs niet meer wil leven. Een engel, een boodschapper van God, geeft hem te eten en te drinken en daarna wordt hij terug naar af gestuurd, naar daar waar alles begon, naar de berg Horeb, ook wel Sinaï genoemd. Hij maakt de reis van het volk Israël als het ware omgekeerd: vanuit het beloofde land, dwars door de woestijn naar de plek waar God Zijn volk de Tien Woorden gaf.

Elia is dus ook maar een mens: geen heilige! Ook hij valt op zijn tijd door de mand en het mooie vind ik, dat God hem als het ware aan de hand neemt. Zouden wij in onze tijd als ‘ook geen heiligen’ hier iets aan kunnen hebben? Er over door filosoferend: misschien is juist deze 40dagentijd daar wel geschikt voor om hier eens over na te denken. Ik stel voor dat we als het ware de pauzeknop indrukken en proberen over onze eigen schouder naar onszelf te kijken. Misschien denkt u, denk jij nu wel, daar heb ik helemaal geen zin in, want ik sta nu voor mijn gevoel al een jaar in de pauzestand. Alles wat ik wil, maar geen pauze, ik wil actie en activiteit! Toch ben ik zo eigenwijs om even op dit pauzespoor door te gaan.

40 dagentijd: een tijd door God gegeven om weer thuis te komen in je eigen leven, om de bronnen waaruit je leeft te opnieuw te ontstoppen of net zoals bij Elia terug te gaan naar die momenten of gebeurtenissen waarin je gemerkt hebt, dat je geloof gevoed werd en dat Gods Naam ‘Ik zal er zijn’ in jouw leven echt bewaarheid werd. En als we dit weer helder voor ogen hebben, kunnen als je voor je gevoel op een doodlopende weg beland bent, er nieuwe wegen ontstaan waardoor je leven weer gaat stromen, zoals we straks ook bij Elia zullen zien. Het is een groot misverstand dat zo’n houding alleen maar tot navelstaren zou leiden. Het is niet voor niets, dat er elke zondag in deze tijd van het kerkelijk jaar een collecte is, die te maken heeft met één van de 7 werken van barmhartigheid. Wanneer je thuis bent in je eigen leven is er ook meer plaats om de noden van anderen in je leven toe te laten. Ook heel logisch daarom dat één van de ZWO diensten juist in de 40 dagentijd valt.

Terug naar Elia: hij is aangekomen bij de berg, maar hij gaat de berg niet op, zoals Mozes.
Dichterbij God hoeft voor Elia niet, hij kan de confrontatie niet aan en hij gaat slapen in een grot. Iemand zegt het zo: ‘ziet u hem daar liggen, in de grot, op zijn zij, de benen opgetrokken, in foetushouding, teruggekeerd in de schoot van moeder aarde’. Zal zijn leven achteraf voor niets geweest zijn? Heeft het kwaad toch het laatste woord? Of is er een tweede geboorte mogelijk? Een nieuw leven voor deze opgebrande en uitgeraasde profeet.

Dan klinkt er een stem: deze keer niet van een engel, maar van God zelf! Elia, wat doe je hier? Hij lijkt op die stem in de tuin van Genesis 3: ‘Mens waar ben je?’ Als Elia deze stem hoort, loopt hij helemaal leeg. Alle frustratie, boosheid en teleurstelling komt er uit: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw
profeten gedood. Ik ben al enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven
voorzien.’

Elia blijft in zijn grot; ook als God hem vraagt naar buiten te komen en op de berg te gaan staan: hij beantwoordt, zouden wij nu kunnen zeggen, de paasoproep niet. Hij stond niet op.
Dan komt God voorbij: horen en zien vergaan je bijna als je het leest; stormwind, aardbeving, vuur; het zijn stuk voor stuk bekende tekenen van Gods aanwezigheid, maar Elia is er niet van onder de indruk. Hij komt er zijn grot niet meer voor uit, hij kan het niet opbrengen.

Wanneer al dit geweld, de manieren zoals hij tot nu toe God gekend heeft, voorbij is, spitst hij zijn oren op zoek naar een nieuwe verschijning van God. En dan hoort hij het gefluister van een zachte bries. Een prachtig beeld. We hebben het allemaal wel eens gezien. Het is windstil. De zon brandt aan de hemel. En dan zie je in de verte de korenaren op het veld lichtjes buigen, even later hoor je bladeren ritselen. Je ziet het , je hoort het, dan voel je het pas: een zachte koelte. Het is bijna niets, wat stelt het voor met al dat donder en geweld van zonet.

Maar laat het dan bijna niets zijn, tegelijkertijd kan het heel veel betekenen. Want net op het moment, dat je denkt het is voorbij, het is afgelopen, dan gebeurt er iets kleins, waardoor je opeens weet: het is niet afgelopen, er komt nog iets. Het leven gaat door. Er staat ons nog iets te wachten. Zoiets moet Elia beleefd hebben daar bij de Horeb. Dan komt hij naar buiten, hij komt tevoorschijn en hij slaat zijn mantel voor zijn gezicht. Daarmee toont hij respect voor deze nieuwe verschijningsvorm van God. Hij laat zich opnieuw geboren worden! Hoe zacht de stem van God ook geklonken heeft, Elia heeft de stem gehoord.

Dan doet Elia, wat God hem opdraagt. Hij gaat weer terug: weer door de woestijn, op weg naar het beloofde land. Niet langer meer leeft hij met de rug naar het land van melk en honing, er is weer een wenkend perspectief. Hij heeft zijn lesje geleerd: hij laat de moed niet meer zakken als mensen hem afwijzen. Hij weet nu: het verhaal van God en de mensen gaat verder, ook als God afziet van spektakel. Opnieuw gaat hij doen waar hij voor bedoeld is: Gods woord brengen aan vorsten en gewone mensen totdat hij zijn opvolger Elisa zal volgen. Het werk gaat door of anders gezegd: Gods werk gaat door.

Toen ik dit Bijbelgedeelte met de leden van de ZWO cie besprak, viel het me op hoeveel herkenning Elia opriep. Soms vraag je je wel eens af of het niet allemaal water naar de zee toedragen is of een druppel op de gloeiende plaat, zo was een reactie. Worden er wel stappen gemaakt als je kijkt naar een betere verdeling van de welvaart wereldwijd? Tegelijk is er het besef en de gevoelde roeping van Godswege om recht en gerechtigheid te blijven doen en inderdaad daar te helpen, waar geen helper is. Ontroerend vind ik het getuigenis van Christian Wasula, die in een buitenwijk van Kampala met zijn vrouw een school is begonnen, genaamd Blessed Hill Junior Acadamy. Met de collecte van vandaag willen dit project ondersteunen. Hij zegt o.a. als reactie op beide bijbelgedeelten: God verwacht van ons, dat we Zijn werk vervullen, hoe onze situatie ook is. Hij leeft samen met zijn vrouw als het ware deze woorden; zelf afkomstig uit een arm gezin zonder mogelijkheden om naar school te kunnen gaan, heeft hij ook dankzij zo’n type school kunnen studeren. Op zijn beurt wil hij dit nu mogelijk maken voor kinderen in dezelfde positie als hij vroeger.

Ik zei zonet: Gods werk gaat door. Diezelfde Elia komen we tegen, als we lezen hoe
Jezus samen met zijn drie lievelings discipelen de berg opgaat om God te zoeken.
Hij weet dat Hij een lange weg moet gaan naar Jeruzalem, een eenzame weg ook want zijn discipelen begrijpen Hem niet goed en kunnen Hem niet volgen. Hij zoekt bemoediging en inspiratie en Hij wil nadenken op deze berg waar zoveel geschiedenis ligt.
Mozes en Elia, van kind af aan had Jezus de verhalen over hen gehoord.
Zij waren voor Hem nog steeds levende getuigen van de God van Abraham, Izaäk en Jacob
en diezelfde God laat hen nu verschijnen op Zijn berg, om Hem te sterken,
om Hem een hart onder de riem te steken: Je staat er niet alleen voor.
Je staat in de traditie van de Wet en de Profeten: Mozes en Elia staan aan je zijde;
Mozes en Elia, de voorlopers van de Messias.
Is het gek, dat Jezus straalde, toen Hij hen zag?
En zijn kleren worden wit als het licht: wit de kleur van de opstanding.

Dan klinkt er opnieuw die stem: “ Deze is mijn Zoon, de geliefde,
in wie Ik mijn welbehagen heb, hoort naar Hem”.
Wie God wil horen, moet naar zijn Zoon horen. Sprekend zijn Vader.
Als we dichtbij God willen zijn, dichtbij de Bron van ons bestaan,
die als geen ander weet hoe wij tot onze bestemming kunnen komen,
niet alleen in zijn algemeenheid maar ook heel persoonlijk,
dichtbij Hem die voor ons een Zon en een Schild wil zijn,
moeten wij op onze beurt in de buurt van Jezus Christus blijven.

Zo gaat Gods werk door, vandaag en alle dagen van ons leven.
Net als Elia hoeven wij alleen maar uit onze grot te komen
en te luisteren naar die stille stem, die zegt:
‘Ik ben nabij, wees niet bang’.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LEZING UIT HET O.T.: 1 Koningen 19, vers 9 t/m 18

9. Daar ging hij een grot binnen om er de nacht door te brengen. Toen richtte de HEER zich tot hem met de woorden: ‘Elia, wat doe je hier?’

10. Elia antwoordde: ‘Ik heb me met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben al enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’

11. ‘Kom naar buiten,’ zei de HEER, ‘en treed hier op de berg voor mij aan.’ En daar kwam de HEER voorbij. Er ging een grote, krachtige windvlaag voor de HEER uit, die de bergen spleet en de rotsen aan stukken sloeg, maar de HEER bevond zich niet in die windvlaag. Na de windvlaag kwam er een aardbeving, maar de HEER bevond zich niet in die aardbeving.

12. Na de aardbeving was er vuur, maar de HEER bevond zich niet in dat vuur. Na het vuur klonk het gefluister van een zachte bries.

13. Toen Elia dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht. Hij kwam naar buiten en ging in de opening van de grot staan, en daar klonk een stem die tot hem sprak: ‘Elia, wat doe je hier?’

14. Elia antwoordde: ‘Ik heb met volle overgave ingezet voor de HEER, de God van de hemelse machten, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten vermoord. Ik ben als enige overgebleven, en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.’

15. De HEER zei tegen Elia: ‘Keer terug en ga naar de woestijn van Damascus. Daar aangekomen moet je Hazaël tot koning van Aram zalven.

16. Jehu, de zoon van Nimsi, moet je zalven tot koning van Israël, en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel – Mechola, moet je tot je eigen opvolger zalven.

17. Wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël, zal gedood worden door Jehu. En wie ontkomt aan het zwaard van Jehu, zal gedood worden door Elisa.

18. Ik zal in Israël niet meer dan zevenduizend mensen in leven laten, alleen degenen die niet voor Baäl hebben geknield en hem niet hebben gekust.’

 

 

 

 

 

 

 


LEZING UIT HET N.T.: Marcus 9, vers 2 t/m 10

2. Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jacobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante,

3. zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen.

4. toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus.

5. Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten opzetten, één voor u, één voor Mozes en één voor Elia.’

6. Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd.

7. Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’

8. Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond.

9. Toen ze de berg afdaalden, zei hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan.

10. Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat hij bedoelde met deze opstanding uit de dood.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Beste leden van de ZWO cie,

In de aanstaande Kompas heb ik het volgende geschreven over de ZWO dienst van 28 februari a.s.: ‘De 2e zondag van de 40 dagentijd is een ZWO dienst; de leden van de ZWO commissie hebben deze dienst mede voorbereid. We lezen uit 1 Koningen 19, vers 9 t/m 18 waar Elia aan het einde van zijn latijn zijn nood klaagt bij God. In Marcus 9, vers 2 t/m 10 komen we Elia weer tegen wanneer hij samen met Mozes, misschien wel vanuit hun eigen ervaring(en), Jezus een hart onder de riem steekt, als Hij met een paar van Zijn discipelen op een hoge berg is. Hij is ‘tussen hemel en aarde’: welke pool trekt het meest?’

Beide schriftlezingen vind je hieronder op pagina 2 en 3 van dit documentje.


Ik wil jullie uitnodigen om aan de hand van een aantal vragen mee te denken over de invulling van deze dienst in het algemeen en de uitleg en verkondiging in het bijzonder.
Het spreekwoord zegt ‘twee weten meer dan één’ laat staan…..

De twee bijbel gedeelten vind je hier onder op pagina 2 en 3 van dit documentje.

Met behulp van de volgende vragen zou je kunnen reageren; aan jou de keus om één van de twee, dan wel beide bijbelgedeelten te nemen.

Dit geldt ook voor het aantal vragen, dat je mee wil nemen.

Bedenk: ’niet het vele is goed, maar het goede is veel!’.

• Welk bijbelgedeelte spreekt je meer aan en waarom of maakt dit voor jou niet uit?

Het gedeelte uit Koningen spreekt mij iets meer aan, omdat daar een dienaar van God voor een blijkbaar schier onmogelijk opdracht wordt geplaatst (het zalven van …….). Dit roept de vraag op, hoe het Elia verder vergaat. Dit prikkelt om verder te lezen.

Wat ik in het eerst stuk mooi vind is hoe God zich niet laat zien in het grote, maar juist in het kleine (stille) en hoe Elia opvolgers mag gaan zalven. Het stopt niet, maar gaat door. Wat me bij het tweede bijbelgedeelte opvalt is hoe Petrus eigenlijk altijd kort door de bocht direct praktisch reageert. Een echte doener. En dat spreekt mij als ZWO’er aan.
• Waar word je blij van, waar erger je je aan en waar heb je je vragen bij ( het liefst zo
concreet mogelijk aangeven in de tekst en de reden er bij vermelden)

Blij wordt ik van het feit, dat God blijkbaar niet tot ons komt in allerlei natuurgeweld, maar in zoiets als een zachte bries of wolk. Ik vind het jammer, dat we niet te weten komen, wat Mozes, Elia en Jezus met elkaar bespraken.
God zal zich gaan wreken op Israel. Gaat dat ook gebeuren?

Waar ik blij van word, staat hierboven eigenlijk al. Bij het eerste deel vind ik het mooi om te lezen hoe Elia aan het werk wordt gezet met het oog op de toekomst. Hij moet uit de grot komen om te zalven. Ik erger me aan het laatste vers. Ik heb wat moeite met teksten waaruit blijkt dat veel mensen het leven zullen laten.
Ik heb vragen bij de verschijningen. Ik denk dat ik zo met beide benen op de aarde sta dat ik mij niet op deze manier openstel voor het ‘bovenaardse’. Mijn broer, die zich wel daarvoor openstelt, zegt wel dergelijke ‘bovenaardse’ ervaringen te hebben. En ik vind het heel bijzonder wat hij beschrijft, maar ik kan niet op die manier staan in het geloof.


• Als je de kernboodschap in één zin zou moeten weergeven: hoe luidt deze?

God vraagt van ons vertrouwen in Zijn bedoelingen en Zijn weg.


• Welke concrete voorbeelden die met het onderwerp verband houden kan je koppelen
aan datgene wat speelt bij ZWO of nog concreter wellicht een door de ZWO
ondersteund project.

De man, die ergens in Uganda een school tracht op te bouwen. Dat lijkt een bijna onmogelijke opgave, evenals de opdracht die aan Elia wordt gegeven. Maar ondanks grote tegenslag, zoals honger en ziekte, gaat hij door met een groot vertrouwen in God.

Ik ben vooral bezig met de projecten in Oeganda. Wat ik daar mooi vind is dat Moses en Martin van het Children’s Sure House kansarme kinderen door onderwijs een kans hebben gegeven en dat nu oud-leerlingen dit voortzetten met hun eigen projecten. Tegelijkertijd is Moses op zoek naar een geschikte opvolger voor de school in Kiwangala. Maar de oud-leerlingen zijn daar niet voor te porren. Ze zijn volgens Moses zo ambitieus dat ze hun eigen project willen starten. Maar bijvoorbeeld Christian van de Blessed Hill Junior Academie (waar Mathieu ook over zal vertellen bij de collectetoelichting) wil geen directeur worden van de school in Kiwangala omdat hij bang is dat de mensen in het dorp hem niet in die hoedanigheid zullen accepteren. Hij denkt dat ze dan zullen zeggen dat hij degene is uit dat arme gezin en hem na zullen wijzen. Eigenlijk zou het mooi zijn als Moses een soort zalving zou doen, waardoor hij (of iemand anders) wel opvolger van Moses zou kunnen worden. Ik spreek hier wel met Moses over omdat ik zie dat hij soms directeuren heeft die hem na een aantal jaar weer in de steek laten, of die de capaciteit niet hebben om zo’n grote school te leiden.

• Op welke manier is deze boodschap belangrijk voor onze wijkgemeente ‘t Spectrum of
zie je geen raakvlakken?

Als gemeente bevinden we ons in een ongewisse periode, niet alleen door de pandemie, maar ook het proces van samenvoeging. Naar mijn mening vraagt dit ook van ons een groot Godsvertrouwen.

Tenslotte: mochten jullie verder suggesties voor passende liederen hebben of intenties voor de voorbeden, schroom niet deze door te geven!

Oeganda: dat de scholen in Oeganda snel weer helemaal open mogen. Elke dag dat ze langer dicht blijven zullen meer kinderen niet terugkeren. Nu mogen alleen de oudste kinderen naar school.

Suzanna

De kernboodschap van beide Bijbelgedeelten is voor mij dat God er is voor zijn mensen. Hij steunt hen en komt tot hen, is hen nabij. Hij stuurt Mozes en Elia om Jezus een hart onder de riem te steken (Marcus 9:4) en bevestigt Zijn liefde voor Jezus (Marcus 9:7). In 1 Koningen komt God voor Elia letterlijk heel dichtbij in een zachte bries. Elia kan zijn verhaal kwijt en wordt weer op weg gestuurd met hernieuwde krachten (Zie ook het eerste gedeelte van 1 Koningen 19). Dit is ook een belangrijke boodschap voor de leden van onze wijkgemeente. Juist als het moeilijk is en we het niet meer zien zitten, komt God tot ons en sterkt Hij ons.


Mathieu

De woorden van Elia vind ik heel herkenbaar en ik begrijp zijn klaagzang en verslagenheid zeer goed. Hoe kon het gebeuren dat na al zijn inspanningen en die van de andere profeten in opdracht van de almachtige, dit het resultaat is. Met al onze activiteiten in de schaduwkant van de wereld en van al die andere hulporganisaties zou je ook verwachten dat er inmiddels wel wat veranderd zou zijn op het gebied van rechtvaardigheid en een eerlijke verdeling van de welvaart, of toch in ieder geval meer kansen voor ontwikkeling, zoals ook Europa is herstelt na de 2e wereldoorlog. Soms lijkt het alsof al die inspanningen voor niets zijn (geweest), de bekende druppel op een gloeiende plaat, of de bodemloze put.

Mijn motivatie om inmiddels alweer bijna 20 jaar actief te zijn voor de taakgroep ZWO, vind ik in Oeganda, omdat de mensen daar, geïnspireerd door hun rotsvaste geloof in genade en zegen, nooit opgeven. In 2002 hoorde ik voor het eerst van de school van Moses en in 2005 heb ik met een groep jongeren van de 3 wijkgemeenten via stichting Livingstone een werkvakantie kunnen doen op het project van Moses en Martin: het Children's SURE House, waar ik destijds de docenten heb ontmoet, die nu hun eigen projecten hebben opgezet. Eén van hen is Christian Wasula, die in een buitenwijk van Kampala met zijn vrouw een school is begonnen, genaamt Blessed Hill Junior Acadamy. Over dit project zal ik iets vertellen in de ZWO presentatie. Een zeer inspirerend persoon met evenals de andere projectleiders een rotsvast geloof in God en Zijn plannen voor hun toekomst. Ik heb hem gevraagd wat hij kan zeggen over de tekst in 1 Koningen 19 en dit is zijn reactie:
Good morning brother Mathieu.
I have got a number of lessons including:
1. That fear makes us to doubt God.(verses 9-10,14)
2. God remains calm and gentle/ we can't predict Him and His ways.(11-12)
3. God hates sin and sin leads to death like those Kings (16 - 17)
4. God expects us to fulfill His work no matter what the situation is. (Verses 11,15)
5. God knows us even if no one else knows us.(18)
En dit is wat hij schrijft over Marcus 9:
2 - 3 we need to have a meeting place with God (for prayer)
4 - Heaven and heavenly beings are very holy so we must also clean ourselves in preparation for meeting with them
5-6 God's presence is full holy and may feel uncomfortable in them if we're not holy but above all, God's presence is so sweet to those who are prepared to meet the Lord.
7-8 God is calm and speaks is a simpler way to us.
9-10 The Lord speaks mysteries to His own which should remain secret.
Or if we get His instructions, we must keep them.
Ik ben ervan overtuigd dat Christian vanuit zijn geloof in genade en zegen blijft volharden en investeren in hun project. Daarvoor wil ik mij blijven inzetten voor dit project en andere projecten in Oeganda vanuit de ZWO en daarbuiten. God laat nimmer varen het werk waaraan Zijn hand eenmaal begon. Ook niet wanneer Zijn volk het spoor volledig bijster is, knielt voor Baäl en alle altaren voor Jehova heeft verwoest en alle profeten gedood. Daarop mogen we altijd vertrouwen en weten dat wat we doen nimmer voor niets is.

Met vriendelijke groet,

Mathieu van Noort

 

 

 

 

 

 

 

 

1 en 2 Koningen horen in de Tenach bij de profetische boeken: ze laten Gods licht schijnen over de geschiedenis van de koningen van Israël en Juda en kijken vooral naar hun trouw aan en dienen van de Heer, de God van Israël. Daarbinnen nemen de verhalen over de profeet Elia, de man die de moed had om tegen de stroom in te gaan (VAN HAAFTEN)2 een bijzondere plek in: hij wordt getekend als Godsman die in Israël (Tienstammenrijk) vecht tegen de bierkaai en met name tegen koning Achab. 1 Koningen 19 is daarbinnen het absolute dieptepunt. Je voelt een diep besef dat er geen redden meer aan is. Het is ook een keerpunt: het einde van het geslacht van Omri wordt aangekondigd. Maar het is niet het eindpunt: er is en blijft een (kleine) rest of minderheid die trouw blijft aan de Heer.

De geschiedenis volgt op de indrukwekkende ‘proef op de som’, waarin Elia op de Karmel de machteloosheid van Baäl en zijn profeten laat zien tegenover de kracht van de levende God van Israël. Dat leidt tot de erkenning door het volk dat JHWH God is en tot de dood van alle Baäl priesters en profeten in Israël. Koningin Izebel, grote promotor en beschermvrouwe van de Baälsdienst, zweert echter wraak (19:2).

Dit brengt de bal in 1 Koningen 19 aan het rollen: Elia geeft op, vreest voor zijn leven en slaat op de vlucht. Van de onverschrokken profeet die het opneemt tegen koning Achab en zijn nog slechtere vrouw Izebel en zelfs tegen een leger Baäl profeten (17-18) is niets meer over. Hij heeft een totale ‘burn out’. Hij is zo depressief dat hij zelfs niet meer wil leven (19:4). Van de berg komt hij in de put!

Na een wonderlijke tocht van veertig dagen door de Negev woestijn komt hij aan bij de Horeb, de ‘berg van God’, ook wel Sinai genoemd3: de berg waar God Zich lang geleden aan Mozes openbaarde (Exodus 3:1-2), waar Hij Israël de Tien Geboden gaf en die Mozes beklom om de twee stenen tafels in ontvangst te nemen met de wetten en geboden van de Heer (Exodus 24:12-18; 31:18). Elia verbergt zich daar in een grot: onvindbaar, ver van de wereld, veilig, alleen, stil, maar … dicht bij God.

De vraag is niet: Waar ben je? Elia is God misschien wel kwijt, maar God is Elia niet kwijt. De vraag is: Elia, wat doe je hier? Geen verwijt, maar een therapeutische uitnodiging om zijn hart uit te storten. Meer is ook niet nodig. Alles komt er uit: de vermoeidheid, de frustratie en boosheid; zijn totale inzet (Hebreeuws: qn’ - ijver, strijd), maar ook de negatieve reactie daarop; zijn eenzaamheid en zijn angst om gedood te worden.

Het is ook niet niks: het volk heeft het verbond met de HEER verbroken (Hebreeuws: ‘zb - moedwillig weggegooid, verworpen), de dienst aan God opgezegd en Zijn dienaren gedood en nu is hij aan de beurt. Dit is niet alleen maar perceptie, het is ook een realiteit (19:2). Elia voelt zich door alles en iedereen in de steek gelaten. Zelfs misschien wel door de HEER, de God van de hemelse machten. Hij wil nog maar een ding: wegkruipen, weg van alles en iedereen!

De HEER roept hem echter naar buiten, uit zijn schuilkelder naar het balkon. Hij moet in de grotopening op de berg gaan staan voor de HEER (de NBV vertaalt heel toepasselijk met ‘aantreden’), want Elia is waarachtig niet alleen! De HEER komt voorbij in al zijn majesteit en heerlijkheid. Horen en zien vergaan je haast als je het leest: stormwind, aardbeving, vuur – bekende tekenen van Gods aanwezigheid (Exodus 19:16-19; vergelijk ook Handelingen 2:1-4). Maar Elia is er niet van onder de indruk, dreigt weer in zijn zelfgekozen schulp te kruipen. Dan wordt het oorverdovend stil alsof alles de hele kosmos haar adem inhoudt: een stil geluid, the sound of silence4, het gefluister van een zachte bries. Dan kan Elia er niet meer onderuit (19:13).

Opnieuw die vraag. En opnieuw hetzelfde antwoord. Er is blijkbaar (nog) niets veranderd in het hart van Elia. Het maakt allemaal niets meer uit. Hij is alle perspectief volledig kwijt en het onderstreept nog eens dat alle kracht voor zijn verdere bediening niet van hem komt, maar echt van God moet komen5. Alleen als de HEER hem weer in zijn kracht zet, is er toekomst voor een verdere bediening.

Dat is dan ook wat er gebeurt. De HEER geeft Elia een nieuwe missie: hij moet weer terug de wereld in, terug naar zijn ‘ambt en bediening’ als profeet, en krijgt daarbij drie opdrachten: Hazaël tot koning over aartsvijand Aram zalven (2 Koningen 8:7-15), Jehu tot koning over Israël (2 Koningen 9:1-13) en Elisa tot zijn eigen opvolger. Deze drie zullen het oordeel van God over de dienaars van Baäl gaan voltrekken en een einde maken aan het jarenlange goddeloze regime van de Omri familie.

Vers 18 kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden: als een belofte dat er een rest zal blijven of als een herinnering dat hij echt niet alleen staat omdat er nog wel degelijk meer trouwe dienaars van de Heer over zijn (vgl. 1 Koningen 18:3-4; Romeinen 11:3-4). In beide gevallen is de bedoeling hetzelfde: het moet Elia bemoedigen, aansporen, perspectief bieden, maar ook wel terechtwijzen en verootmoedigen. De toekomst ligt in Gods hand en Hij heeft meer pijlen op Zijn boog.

Aanwijzingen voor de prediking
De verleiding is groot om deze geschiedenis psychologiserend uit te gaan leggen en aan te sluiten bij de ervaring van zoveel mensen in deze prestatiemaatschappij die vastgelopen zijn en een burn out hebben (gehad). Het is zeker goed om er op te wijzen dat ook de Bijbelse profeten maar gewone mensen zijn geweest van vlees en bloed, met al hun (on)hebbelijkheden, sterke en zwakke kanten en dat ze alleen door Gods Geest gedragen en gedreven hun werk konden doen (2 Petrus 1:21). Geen supermensen!

Het gaat hier echter niet alleen maar om algemeen psychologisch lijden. De achtergrond van deze geschiedenis is de geestelijke strijd tussen Elia en koningin Izebel, tussen de Heer en Baäl, waarin het leven van Elia op het spel staat. Hiervan is Elia zo ondersteboven dat hij God even helemaal kwijt is: een reële ervaring van veel mensen die God echt willen dienen in een geseculariseerde wereld en ook een voortdurende dreiging voor broeders en zusters die vervolgd worden.

God is Elia echter niet kwijt. Hij heeft een nieuwe missie voor zijn profeet. Een missie waar hij niet alleen voor staat en die niet bij hem ophoudt. Het is een missie die doorgaat tot het einde van de wereld en waarin het gaat om Gods rijk, dat komt. Het is daarom ook niet in de eerste plaats onze missie, maar Gods missie!

Het is goed erop te wijzen dat strijd altijd onderdeel zal zijn van deze missie (vergelijk Matteüs 10:34) en daarbij ook te verwijzen naar de vervolgde kerk. Christus heeft ervoor Zijn leven gegeven aan het kruis om zo de macht van Satan te breken. Hij was daarin ‘gehoorzaam tot de dood’ (Filippenzen 2:8). Wij strijden daarom altijd vanuit Zijn overwinning. Het is D-day geweest! Bovendien geeft Hij ons de kracht van Zijn Geest om Zijn ambassadeurs te zijn in deze wereld.


Het evangelie van de gedaanteverandering van de Heer (‘transfiguratie’) komt in het Marcusevangelie na een belangrijk scharnierpunt in het geheel: de belijdenis van Petrus van Jezus als Messias (Christus – Marcus 8,29). Jezus heeft daarop gereageerd met een aankondiging van zijn lijden en onderricht over de samenhang tussen navolging en lijden: het kruis opnemen en Hem volgen.

Zes dagen hierna gaat Jezus met de kern van zijn inner circle van volgelingen een hoge berg op om daar met hen alleen te zijn. Hoge bergen en eenzaamheid kunnen de voorbode van een bijzondere gebeurtenis zijn, en dat is hier ook het geval. Lezers konden dat aanvoelen op grond van de traditie van Israël, maar ook Grieks-Romeinse tradities of wellicht zelfs hun eigen ervaring. Het Marcusevangelie is een product van een cultureel hybride auteur: hij beweegt zich in taal en denken in twee culturen en zoekt de verbindingen. Dat blijkt ook uit het verhaal van de transfiguratie, of beter: de verheerlijking op de berg – het gaat meer om Jezus’ stralende uiterlijk dan om zijn gedaanteverandering. Marcus schrijft in de algemene wereldtaal Grieks, maar zijn referentiekader is specifieker: een groepje mensen in de buurt van Caesarea Filippi, waar Petrus zijn belijdenis uitgesproken heeft. Deze mensen heb- ben Joodse namen, en wat er vervolgens gebeurt kan alleen te- gen de achtergrond van de Schriften van Israël goed geplaatst worden. Er komt zelfs één Hebreeuws woord in voor: Rabbi (Marcus 9,5). Voorzover het noemen van de ‘pagane’ stad Caesarea Filippi meer dan alleen een historische betekenis heeft, staan Petrus’ belijdenis en het vervolg zelfs in een politieke spanning: tussen de Gezalfde van Israël en de politieke en culturele machten die het feitelijk voor het zeggen hadden.

Stapsgewijs leren zien
Op de berg verwijst de verheerlijking van Jezus naar zijn associatie met de sfeer van God die eveneens met stralend wit, of stralend licht in verband gebracht wordt. Jezus lijkt wel wat op de jongeman die bij het lege graf zit en ook in het wit gekleed is (Marcus 16,5). In beide gevallen is de suggestie dezelfde: het is iemand die met de sfeer van God te maken heeft. Dat dat zo is blijkt ook uit de twee gesprekspartners van Jezus, Elia en Mo- zes, die ten minste twee functies vervullen: ze vertegenwoordigen wet en profeten, en van beiden geldt in de joodse apocalyptiek dat ze een bijzondere rol in hemelse sferen hebben, omdat Elia ten hemel opgenomen is en van Mozes zijn laatste rustplaats niet bekend is. Bovendien kon Jezus als een nieuwe Mozes worden gezien, gezien zijn interpretatie van de wet, en als een nieuwe Elia, bijvoorbeeld gezien zijn wonderbare spijziging (Marcus 8), herinnerend aan de weduwe van Sarepta. Petrus’ reactie is passend: dit is zo bijzonder, dit moet je wel willen vasthouden. Hij weet met de andere leerlingen ook niet goed wat hij anders zou moeten doen: ‘Want hij wist niet wat hij moest zeggen; zo vol ontzag waren ze’ (Marcus 9,6). Daarmee heeft Petrus gelijk, maar niet helemaal: wat hij ziet is de waarheid, maar niet de hele waarheid. Daarmee belichaamt hij als modelleerling – met wie de lezer uitgenodigd wordt zich te identificeren – het verhaal dat aan zijn eigen belijdenis voorafgaat: de stapsgewijze genezing van een blinde (8,22-26). Hij leert beetje bij beetje zien, net als Petrus en de lezers van het evangelie.

Hemels commentaar
Terwijl de inhoud van het gesprek tussen Mozes en Elia verder geen rol speelt in het verhaal, is dat wel het geval met een ‘hemels commentaar’ dat de woorden herhaalt die al klonken bij Jezus’ doop in de Jordaan, zij het met een kleine variatie. Daar was het: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind’ (Marcus 1,11), hier is het: ‘Dit is mijn geliefde Zoon; luister naar Hem’ (Marcus 9,7). De identificatie is dezelfde, namelijk dat Jezus Gods geliefde Zoon is, wat goed past bij wat de leerlingen en de lezer net gezien hebben: een verheerlijkte Jezus. Als je de hemelse stem letterlijk neemt, dan is de instructie van Jezus aan het einde van centraal belang: ‘Hij [bezwoer] hun niemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan’ (Marcus 9,9). Net als in Marcus 8,29-31 wordt hier inzicht in wie Jezus werkelijk is (daar: de Messias/Christus) gekoppeld aan zijn dood en verrijzenis. Alleen op die manier is het ‘plaatje’ van Jezus compleet. Het past goed bij de in 9,9 beschreven beweging: ze dalen de berg weer af. Geografisch samengevat: de ervaring van op de berg (heerlijkheid) hoort bij de ervaring aan de voet van de berg (kruisiging).

Paradox van lijden en verheerlijking
Marcus 9,2-10 is daarmee een sterk christologische tekst, die inzicht geeft in wie Jezus volgens Marcus is. De centrale paradox van het Marcusevangelie is: een Messias, een Zoon van God, moet lijden, zelfs sterven om werkelijk Gods representant op aarde te kunnen zijn. Homiletisch ligt het voor de hand om mee te gaan in de didactische beweging van het evangelie en – bijvoorbeeld via de figuur van Petrus – de vraag te stellen hoe je Jezus ziet, welk beeld van Jezus Hem recht doet en hoe het nog zou kunnen worden aangevuld.
Het is ook goed mogelijk om de lijn van Marcus’ christologie en soteriologie als uitgangspunt te nemen: in Marcus is Jezus degene in wie God aanwezig is en zichzelf schenkt, als levensmacht. Bij ziekte brengt dit leven, bij onrecht recht, bij tekort overvloed, en in de dood, de situatie die Jezus zelf door- maakt, leven. Gaandeweg ontmaskert Jezus’ optreden zo ook de machten die mensen in hun greep houden, die hen ziek maken, klein houden en dood maken. De openbaring van de God van het leven betekent ook de ontmaskering van de goden van de dood.

Bij 1 Koningen 19,1-18

Daar zit Elia nu. De grote profeet die het lef had om tegen koning Achab op te staan. Die als enige zijn zogenaamd welvarende land ontmaskerde als een verdorven natie, waarin ware menselijkheid wordt geofferd ten bate van groei en vitaliteit. De enige die zag dat de smetteloos witte paleizen en steden waren gebouwd op de graven van geofferde kinderen. De profeet die de naamloze weduwe een nieuwe toekomst gaf, maar die ook enthousiast de competitie tussen Baäl en JHWH organiseerde en ten slotte alle profeten van de Baäl slachtte.

Daar zit hij, eenzaam in de woestijn. Hij is het land uitgegaan dat ooit veelbelovend werd genoemd en in de richting van Egypte gelopen. De uittocht op zijn kop. Daar ligt hij onder een bremstruik, met één gebed op zijn lippen: ‘JHWH, het is genoeg, neem mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen’ (19,4). In die bede komt zijn ambivalentie aan het licht. De woestijn is de plaats waar een mens alles ontbeert, waar de dood je op de hielen zit. Elia wil dood. Hij kan de wereld, zichzelf niet meer onder ogen komen. Hij heeft zijn jongen in Berseba achtergelaten en is gaan liggen onder zijn bremstruik om niet meer wakker te worden. Van zijn profetisch idealisme is niets meer over. Zijn lef is uitgedoofd.

Géén heilige
Is Elia aan zijn einde omdat hij op de Karmel het heft in eigen handen nam, zoals Mozes toen hij op de rotsen sloeg? Komt hij nu zichzelf tegen in de woestijn? We horen: ‘Ik ben niet beter dan mijn vaderen!’ Nee, de Bijbel gaat niet over heiligen. Nergens vind je er mensen in die het perfect doen. Werkelijk iedereen valt door de mand: Abraham, de vader der gelovigen, Mozes of koning David, ze kennen allemaal hun valkuilen en ondergangen. Dat is zo aardig aan de Bijbel: geen heiligenlevens, maar mensen zoals u en ik. Met prachtige kanten, vol geloof en medemenselijkheid, maar ook met diep zwarte zijden. En ook Elia is een van hen, een mens van vlees en bloed.

En nu helemaal aan zijn einde, tot stervens toe in de woestijn, komt daar plotseling een bode van JHWH. Eén die hem aanraakt, hem brood en water aanreikt en zegt: ‘Sta op en eet!’ En Elia eet en drinkt. Maar hij staat niet op. Hij gaat weer liggen. En dan komt de bode voor de tweede keer en zegt: ‘Sta op en eet, de weg is je genoeg’ (19,7 – vert. Buber).

Die bode raakt precies dat aan waardoor Elia is vastgelopen. Het wordt herkend en benoemd. En dan staat hij daadwerkelijk op. Precies op zijn eindpunt lijkt er een nieuw begin te worden gemaakt. Hij mag nog niet sterven. Eerst wil JHWH hem nog spreken. Hij moet een weg gaan van veertig dagen en veertig nachten, naar de berg der bergen: de Horeb, de Sinai. De berg waarop Mozes vertoefde met JHWH, waarop de Tora werd geschreven. Maar Elia gaat de berg niet op. Hij kan

de confrontatie niet aan en hij overnacht in een grot.

De stem van JHWH
En dan is daar die stem. Ditmaal niet van een bode, maar van JHWH zelf. Hij lijkt op die stem in de tuin van Genesis 3, ‘Mens, waar ben je?’: ‘Elia, jij hier?’ (19,9). En dan komt Elia met een heel verhaal: ‘Geijverd heb ik voor JHWH, en de kinderen van Israël hebben uw verbond verlaten, ik ben alleen overgebleven (...)’ (19,10). In dit antwoord gaat het wel opvallend veel over Elia zelf. Hier lijkt Elia wel een soort Jona. Hij lijkt heen en weer te worden geslingerd tussen JHWH en de dagelijkse goden. Tussen vertrouwen op dit ene woord en volstrekt cynisme. ‘Wat jij hier Elia!’, zo klinkt het hier. Elia blijft in zijn grot. Ook als JHWH hem vraagt uit te gaan en op de berg te gaan staan, beantwoordt hij die paasoproep niet.

Dan wordt hij getuige van de natuurelementen. Stuk voor stuk komen ze voorbij, grote stormen, aardbeving en vuur. Elementen waaraan mensen door heel de wereldgeschiedenis heen metafysische betekenis gaven. Tekenen van de hemel, straffen van God, Baälachtige elementen zijn het. Het grote en het meeslepende waarmee wij God normaal associëren, Elia met zijn bede om vuur uit de hemel (18,37-38) heimelijk ook. Maar hier horen we bij elk element: in de storm was JHWH niet, in het beven niet en ook niet in het vuur. JHWH laat zich niet kennen in de natuurelementen. Het bijzondere van JHWH is dat Hij een stem heeft en een woord spreekt. Een woord dat menselijk te horen en te verstaan is. Daar moeten Elia, en wij met hem, telkens opnieuw weer achter komen. Want na die heftigheid is er de stem van de ijle stilte. Huiveringwekkend. We hebben Hem gezocht in het grote en meeslepende, maar daar blijkt Hij helemaal niet te zijn. Hij is anders dan wij denken. En in die stilte komt Elia uit zijn grot, ja uit zijn graf gekropen. Zijn gezicht bedekt met zijn mantel. Want wie JHWH ziet, die zal sterven. Het blijkt een geheim te zijn, die Naam waarvan hij getuigen moet. En opnieuw zegt die stem: ‘Elia, jij hier?’ (19,13).

Elia1 moet uiteindelijk plaatsmaken. Zijn weg is ten einde. Elisa, zijn opvolger staat al klaar. Maar hij komt niet aan zijn einde voordat hij, net als Mozes, iets van die NAAM heeft geproefd. Niet in het grote en het meeslepende, maar misschien vooral in die bode die hem op zijn dieptepunt opzoekt, aanraakt en te eten geeft. Zoals die bode die Jezus in de tuin van Getsemane in zijn worsteling nabij komt.


1 Koningen 19: 3-18 - revisited: 9 augustus 2020 (homilie Sint-Norbertus)
[preeklijst]

Elia was een profeet, en niet zomaar eentje. Eigenlijk is hij het oermodel van de bijbelse profeten.

Zonder aanzien des persoons, proclameerde hij Gods recht. Of iets gepast of politiek correct was: het kom hem niet schelen.

En spreken dat hij kon. En lef dat hij had! Een echte 'ijveraar voor de naam des HEREN'. Alles had hij ervoor over dat in Israël de ware God gediend werd, dat er 'recht' zou geschieden, met name voor ‘kleine mensen’

Voor niets en niemand was hij bang: Als de koning in de fout ging: Elia zei het hem, recht in z'n gezicht.

Op een dag had hij zelfs alle Baälspriesters uitgedaagd op de berg Karmel om er achter te komen wie nou de 'ware God' was. En na een geweldige strijd, de hele dag lang, had hìj gewonnen: er was vuur uit de hemel neergedaald en zijn offer was aanvaard… Verslagen lagen de Baälspriesters terneer. En het volk had geroepen: De HEER is God, en Elia is zijn profeet. Triomferend was Elia de koning tegemoet gelopen... Hij dacht: Nu zal die wel luisteren, nu komt alles goed, nu zal er weer recht en vrede heersen in het land. Maar nee hoor, niks daarvan.

De koning, Achab, was onder de indruk van dit machtsvertoon, zeker, maar het effect duurde niet lang. Zijn vrouw Izebel praatte hem een dag later zijn bekering al weer uit het hoofd. En het volk: tsja, nu het ergste voorbij was, ging men al gauw weer over tot de orde van de dag… Business as usual. En even later ondertekende koning Achab Elia’s doodvonnis. Elia werd getipt: De huurmoordenaars waren al onderweg. Hij moest vluchten.

 

Vluchten nadat hij gewonnen had!

Weg uit Israel, opnieuw de woestijn in...

 

Elia stort in. Hij ziet het niet meer ziet zitten. Hij legt zich onder een struik en bidt tot God: Neem mijn leven nu maar … Het is genoeg. Ich habe genug. Maar – zo gaat het verhaal – God laat hem niet liggen. Hij stuurt een engel, wekt hem op, en gebiedt hem de woestijn door te trekken en naar die andere berg te gaan, de berg Horeb, de berg Gods, de berg van het verbond. Na 40 dagen en 40 nachten - ! - komt hij daar aan, vindt een spelonk, gaat die binnen en valt in slaap.

Ziet u hem daar liggen, in de grot, op z’n zij, de benen opgetrokken. In foetushouding, teruggekeerd in de schoot van moeder aarde… De vraag is: zal heel zijn leven een maat voor niets zijn ? Vergeefs wat gedaan is, zinloos… een vicieuze cirkel waarin het kwaad toch triomfeert wat je ook probeert. Of zal er een tweede geboorte wezen, een wedergeboorte? Een nieuw leven voor de profeet, voor deze geweldigste onder de profeten, uitgeraasd en opgebrand.

 

Dan hoort hij een stem.

Wat doe jij hier, Elia?

Hij antwoordt:

Ik heb zeer geijverd voor U, o God; enorm mijn best gedaan, u weet het wel, maar niemand wil luisteren. Sterker nog: Ze hebben al uw profeten gedood. Ik ben nog alleen over en ook mij staan zij naar het leven.

Afgelopen ‘ons project’… Fini.

Maar hij is nog niet uitgepraat of er steekt een wind op, een storm, rotsen beginnen te kraken, een lawine stenen stort naar beneden. Zou dat het signaal zijn van Gods komst ??? ...

Maar de Heer was niet in de storm.
De storm is voorbij, de wind gaat liggen, maar nu begint opeens de aarde te beven, bergtoppen wankelen, afgronden openen zich voor zijn voeten:

Maar ook in de aardbeving was de Heer niet.

En als de aarde tot rust komt, verschijnt er aan de hemel plots een geweldige vuurgloed, alles verterend, alles verslindend trekt ze voorbij:

Maar ook in het vuur was de Heer niet

En terwijl de aarde nog nasmeult, wordt het stil, heel stil. En dan is er het ‘suizen van een zachte koelte’… een heel licht briesje.

En toen Elia dit hoorde, trad hij naar buiten en ‘de Heer stelde zich daar’ zoals er letterlijk staat.

Niet in 't geweldige geluid van stormwind die de rotsen breekt
is het uw stem die tot ons spreekt. De stormen trekken voor u uit.

En ook wanneer de diepte trilt en de aarde siddert als een riet,
is het in deze beving niet dat Gij U openbaren wilt.

Niet in het al-verblindend licht van vuur, niet in een vlammengloed
is het dat Gij wilt zijn ontmoet en vinden wij uw aangezicht.

Maar als de koelte om ons staat en een zacht suizen ons vervult,
weten wij dat Gij komen zult, en wij omwinden het gelaat.

Zo ontmoet God Elia. Verkwikkend is het voor de ont-moedigde profeet. Hij heeft God nieuw ontdekt niet in overweldigende natuurfenomen, maar in het ‘suizen van een zachte koelte’.

Dat klinkt mooi, mystiek zelfs, maar: Wat is dat dan? Waar gaat het hierover? Wat heeft Elia in dat suizen van die zachte koelte eigenlijk vernomen? Wat wordt hier geopenbaard? Een poging: Eerst waren er bij wijze van flashback – die geweldige tekenen: De storm, een aardbeving, het vuur. Maar steeds is daar het monotone refrein: Maar de Heer was daarin niet. Elia komt er ook de grot niet voor uit. Dat heeft hij allemaal al eens gezien. “Been there, done that” : déjà vu. Dat is de oude God, de geweldenaar, de God van ‘wie niet horen wil moet voelen’, die de mensen corrigeert door z’n overmacht te gebruiken, die overbluft, die dreigt, die straft…

Dat werkt niet… weet Elia… Dat heeft hij ondervonden. Voor zo’n God komt hij de grot niet uit. Voor zulk soort opvoedingsmethodes en verbeterscenario’s past hij. Hij heeft die z’n leven lang toegepast. En ze hebben effect, zeker, maar altijd kortstondig, en het blijft altijd aan de buitenkant.

Het kan zijn dat God daarin is geweest, zeker, bij de uittocht uit Egypte, bij de verbondssluiting op de Horeb, ja recentelijk nog op de Karmel: Maar daarin ìs Hij niet. Zulke manifestaties kunnen Elia het gelóóf niet teruggeven. Deze weeën zijn niet krachtig genoeg om hem opnieuw geboren te doen worden. Hij blijft in de spelonk, in het donker, in de berg, in de schoot van moeder aarde… Het is niet genoeg om de levenslust te hervinden. Pas als dit voorbij is en het stil wordt, daarna… spitst Hij zijn oren. Alert nu… om te horen of God misschien na al dat machtsvertoon nog iets in petto heeft, iets nieuws, iets anders, iets dat nog niet eerder bedacht is. Het zou kunnen… En zie, het gebeurt… : dat nieuwe meldt zich. God meldt zich. Gans anders: Hij komt in ‘het suizen van een zachte bries’.

 

Verrassend: Het suizen van een zachte bries… Mooi beeld. Laten we het eens (be)proeven.

U kent het: Het is windstil. Niets beweegt, de zon brandt aan de hemel. En dan zie je in de verte de korenaren op het veld buigen, even later hoor je blaadjes ritselen. Je ziet het, hoort het, dan pas voel je het: een zachte koelte.

Bijna nìets, zeker vergeleken met het gedonder van zopas. Maar het ìs wel iets. De ‘oude dingen’ zijn voorbijgegaan… totaal. En net op het moment dat je het dan ook definitief is afgelopen, als je op het nulpunt komt, dan gebeurt er iets, iets kleins, waardoor je beseft: Het is nìet afgelopen, er komt nog iets. Het leven gaat door. Er staat ons nog iets te wachten!

Zoiets heeft Elia beleefd op de Horeb. Zo’n epifanisch moment. Sommigen van ons herkennen dit, anderen – kan ik me voorstellen – zegt dit allemaal maar weinig. Over mystiek is moeilijk te praten. Maar het gaat niet om de woorden, maar om het gebeuren zelf. Het gaat erom dat Elia, de man Gods – groter profeet dan hij is er nooit geweest – door het nulpunt is gegaan, en tot z’n eigen verrassing heeft mogen vaststellen dat er na het nulpunt toch nog iets was. Hij meende van niet. Hij was aan het eind van zijn Latijn. En hij dacht dat als hij dat was, dat God dat ook wel zou zijn… Maar dàt is dus niet zo. Op het moment dat het bij ons ‘voorbij is’, kan God alsnog voorbij komen, zich present stellen, en het zaad zaaien voor een nieuw begin.

De zinsnede ‘het suizen van een zacht briesje’ kun je ook vertalen als hij hoorde ‘een heel zachte stem’, een subtiele stilte (Chouraqui). Je moet je inspannen om God te horen in die stilte die valt als de oude woorden het laten afweten, zwijgen. Je moet luisteren, intens, om te verstaan wat dat nu zeggen wil, welke taal eruit gaat van de stilte. Wat God zeggen wil, op het moment dat Hij zwijgt. Tussen het oude dat voorbij is, passé, en het nieuwe dat er nog niet is, maar wel wil komen…

En Elia doet dat. Hij komt tevoorschijn, verlaat de grot en ‘omwindt zich het gelaat’. Hij toont z’n respect voor deze nieuwe verschijningsvorm van God. Dat is de moraal van het verhaal, waarin wij ons kunnen spiegelen. Hij laat zich wederomgeboren worden… Hij had het bijltje erbij neergegooid, z’n hoofd gebogen, het opgegeven… Maar hij is door het nulpunt gekropen. Hij is uit de grot gekomen, en heeft de stem van God opnieuw vernomen, hoe ‘zacht die ook klinkt’. En hij is opgestaan, opnieuw begonnen, dóórgegaan.

Want dat gebeurt er namelijk na deze openbaring. Elia gaat terug [dat is de opdracht die Hij krijgt van God in het verhaal]. Letterlijk: Hij moet op z’n schreden terugkeren (= weer doorheen de woestijn naar het beloofde land). En ter plaatse waar hij komt gaat hij opnieuw Gods woord brengen aan vorsten, koningen en gewone mensen. Hij blijft m.a.w. profeet… Hij gaat door (maar denk ik dan: van binnen veranderd). Hij zal de moed niet laten zakken als de mensen niet staan te applaudisseren.. Hij weet nu: Het verhaal van God en de mensen gaat door, ook als God afziet van spektakel. Ook als Hij zwijgt, spreekt Hij nog altijd voort.

En voor ons: Wij hoeven enkel uit onze grot te komen (waar wij ons verborgen hebben), de stilte toe te laten, niet bang zijn voor het nulpunt… En dan kijken of de stilte gaat ‘spreken’, ons iets zegt. Luisteren dus naar die stille stem in ons hart… en léven.

 

 

 

Kerkdiensten

Zondag 28 apr 2024

Immanuëlkerk
  • 09:00 ds. C. de Jong, Houten

Zondag 5 mei 2024

Immanuëlkerk
  • 11:00 ds. C.C.A. Melgers

Donderdag 9 mei 2024

Ontmoetingskerk
  • 09:30 ds. C.C.A. Melgers, Hemelvaart van de Heer

Zondag 12 mei 2024

Ontmoetingskerk
  • 11:00 pastor M. Lems-Groeneweg, Nieuwerkerk a/d IJssel

Zondag 19 mei 2024

Ontmoetingskerk
  • 11:00 ds. C.C.A. Melgers en pastor M. Sonneveld, Pinksteren

Activiteiten