• Liturgisch centrum Ontmoetingskerk

  • Inrichting Ontmoetingskerk

  • Inrichting Immanuëlkerk

  • Liturgisch centrum Immanuëlkerk

Kerkomroep

Opnames uit de Ontmoetingskerk.
Opnamedatum wordt hieronder twee keer getoond: de ene is met video, de andere alleen met geluid.

----------------------
Privacy Verklaring

Gemeente van onze opgestane Heer,

Ze hadden hun oude vak maar weer opgepakt, maar het leek wel alsof ze het verleerd hadden: ze vingen helemaal niets. Een man riep vanaf de oever: “gooi dan je net aan stuurboord uit”. Helemaal niet logisch, maar zo ver weg heeft het geen zin om in discussie te gaan. Dus toch maar gedaan. Waarom eigenlijk? Komt het omdat die man hen op een raadselachtige wijze geen andere keus liet? Of was het meer iets in de trant van wat wij allemaal ook wel kennen. Als iets helemaal niet wil, kan je wel door blijven modderen, maar veel beter is het om het, en daar heb je het, over een andere boeg te gooien. Hier gaat dit ook zo: een hele net vol vis is het resultaat en dan herkent Petrus die man: “het is de Heer”. En dan delen ze, bij het aanbreken van de dag, brood en vis met elkaar. De opgestane Heer is in hun midden.

Ze hebben gegeten; weer is het morgen. Weer zit er een kring mensen om een kolenvuur. Als vanzelf gaan de gedachten terug naar het kolenvuur in de voorhof van het huis, waar Jezus werd verhoord. Daar zitten ze dan. Jezus, die door de dood is heengegaan. En aan de andere kant Petrus, die door de nacht van de verloochening is heengegaan.. Ik mag sterven als ik Hem ooit gezien heb, heeft hij gezegd. En nu is hij vlakbij degene die hij zei niet te kennen. Hij is bang voor wat op hem afkomt. Hij is bang voor zichzelf. Hoe kan hij zichzelf ooit nog recht in de ogen kijken, hij die zo afging met zijn grote mond dat hij Jezus nooit in de steek zou laten? Hoe moet Petrus met zichzelf verder leven, nu alle dure woorden en grote beloften wind bleken te zijn? Hoezo het over een andere boeg gooien?

En Petrus zit er mee dat Hij Jezus te grabbel had gegooid. Driemaal werd hem toen wat gevraagd en driemaal gaf hij een antwoord dat hem ongeschikt maakte voor het Koninkrijk van God. Daarom zag hij op tegen dat gesprek met Jezus, maar hij wil dat gesprek toch ook. Want alles wat aan het licht komt wordt ook lichter. Hij zou wel op zijn kop krijgen, dat wist hij vast en zeker. Maar als het dan gebeuren moest, dan maar zo snel mogelijk. Hij moet er vanaf slaaf van zijn verleden te zijn? Er valt een stilte. Jezus zwijgt En Petrus durft niets te zeggen. Wat moet hij zeggen? Dit zwijgen is niet te harden. Zijn verraad staat tussen hem en Jezus in.

Petrus is niet alleen met Jezus. We lezen over zeven leerlingen. Die zeven vertegenwoordigen de gemeente. Want alleen gaat het niet. Je hebt elkaar nodig. Je hebt een gemeente nodig om het geloof gaande te houden. Zonder gemeente sterft vroeg of laat het geloof. Want met je heilandje op een eilandje dat wordt het niks. Hier zijn er zeven om Simon bar Jona heen. Dan richt Jezus zich tot Petrus, maar hij noemt hem niet meer zo. Niks Petra, rots, waarop de anderen kunnen bouwen, waarop Jezus kon bouwen. Hij weet nu wel beter.

En dan – na het eten – brengt Jezus het pijnlijke thema ter sprake. Hij kiest niet voor de weg van de directe confrontatie. Geen zout in de wonden, geen openbare aanklager die de schandelijke daad nog een keer in geuren en kleuren omschrijft. Jezus weet maar al te goed hoe kwetsbaar en schuldig Petrus zich voelt en daarom kiest hij voor een andere weg; iemand omschreef dit als “empathische confrontatie” oftewel: je gaat de confrontatie wel aan, geen zand erover, maar je houdt rekening met de gemoedsgesteldheid van die ander. Jezus spreekt hem niet aan met Petrus, “de rots in de branding”, maar met Simon, waardoor zijn kwetsbare en ook falende kant naar de voorgrond schuift. Jezus stelt hem een ontwapenende vraag, die niet alle verdedigingsmechanismen bij Simon op scherp zet. Ook borduurt deze vraag niet voort op de breuk tussen beide, maar op de vertrouwdheid en de vriendschap die hen altijd met elkaar verbonden heeft.

Simon, zoon van Johannes, heb je me lief, meer dan de anderen hier? Vraagt Jezus de eerste keer aan Simon. Fijntjes herinnert Jezus hem met deze woorden aan zijn zelfoverschatting, aan de manier waarop hij zichzelf in het verleden boven de andere leerlingen plaatste. Maar hij heeft zijn lesje geleerd. In zijn antwoord geen woord over de anderen. Hij houdt het bij zichzelf en zoekt niet langer meer de competitie met de anderen. Hij antwoordt bescheiden: “ja Heer, U weet, dat ik van U houdt”.

Die vertaling is wel heel positief. Het zware woord voor goddelijke onbaatzuchtige liefde ( agapè) dat Jezus in de mond neemt, dat durft Petrus niet meer in de mond te nemen. Hij gebruikt een woord, dat ook liefhebben betekent, maar meer op een vriendschappelijke manier. Ook op dit punt doet Simon een stapje terug: hij heeft zichzelf overschat en was niet in staat tot agapè, tot die liefde die niet zichzelf zoekt,
de liefde die nimmermeer vergaat, de liefde waarover 1 Corinthiërs 13 gaat. Hij heeft van zijn fouten geleerd.

Driemaal vraagt Jezus hem naar zijn liefde voor Hem. Maar Jezus vraagt niet meer naar de agapé, niet maar de zichzelf wegschenkende liefde vraagt Jezus van Petrus, maar de naar filia, hij vraagt niet meer heb je mij lief, maar wil je mijn vriend zijn? En onder al dat vragen wordt de rots tot een kiezelsteentje. Petrus breekt. En getergd roept hij: Heer, u weet alles van mij af, u weet hoe ik me zelf steeds maar weer op de voorgrond plaatste, hoe ik mijzelf op de borst sloeg, hoe ik alleen maar bezig was met mijzelf en u verloochende. U weet het. En u weet toch ook dat ik niet los van u ben. U weet dat ik van U houd.

Toen vertrouwde Jezus hem. Toen werd de visser een pastor Want je kunt alleen maar pastor zijn, als je je geborgen weet bij Hem, die alles van je weet. Je kunt alleen maar gelovige zijn als je de kern van je bestaan buiten jezelf vindt, Bij Hem, de Ene, die groter is dan jijzelf. En die je altijd opnieuw een kans geeft om opnieuw te beginnen. Later zal Johannes schrijven, wij hebben Hem lief, omdat hij ons als eerste heeft liefgehad.

De helden in de bijbel maken fouten. En in de evangeliën worden die fouten niet weggewuifd, maar zorgvuldig genoteerd. Ze komen op tafel, hoe pijnlijk ook, maar altijd is er dan die blik die op de toekomst gericht is. Je wordt er als mens niet op afgerekend. Wij zijn immers mensen van Gods toekomst! Micha heeft ons een boekje opengedaan hoe hij die toekomst voor zich ziet. Geen wereldleiders meer die elkaar zwart maken en over de ruggen van onschuldige burgers heen elkaar bestoken met de meest verschrikkelijke wapens of om het in de woorden van deze profeet te zeggen: “Hij zal rechtspreken tussen machtige volken, over grote en verre naties een oordeel vellen. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is”. Is het een wonder, dat Micha een samen-voeging is van de woorden “Wie en Gij” oftewel : “wie is als Gij?”. Wie is als onze God? Een God die, zoals het in lied 286 staat, ons uitnodigt niet te blijven dwalen in het donker maar ons om te draaien en het nieuwe licht te zien, dat het donker zijn hielen heeft laten zien.

Simon Petrus heeft jammerlijk gefaald, maar hij heeft er ook van geleerd. En hij geeft het inzicht dat het hem heeft opgeleverd, niet meer op. Zijn kwetsbaarheid heeft hem sterker gemaakt. Zoals het ook in 2 Korinthiërs 12 staat: ‘mijn genade is u genoeg’ en zo kan kracht zichtbaar worden in zwakheid. In onze zwakheid zijn wij sterk. Zo krijgt Petrus een nieuwe kans. Nog steeds, of misschien juist nu, is hij de Petrus, de rots, aan wie Jezus zijn kudde durft toe te vertrouwen. De God van Jezus beoordeelt ons niet op datgene wat misgaat in ons leven, maar veel meer op wat we er vervolgens mee doen. Het gaat om het antwoord, dat wij geven op de vraag: “Heb je mij lief?”. Wil ik vanuit deze vraag mijn leven vormgeven en mijn talenten inzetten en verantwoordelijkheid nemen?

Petrus weet weer: ik mag er zijn. En iedereen die in Jezus, de Opgestane zijn of haar centrum vindt, mag er zijn. Wij mogen er zijn. Sterker: wij moeten er zijn, want er zijn mensen om voor te zorgen. Er is een gemeenschap, een gemeente, die niet zonder liefde kan.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

 

 

 

 

 

 

 

 

Kerkdiensten

Zondag 21 apr 2024

Ontmoetingskerk
  • 09:00 ds. C.C.A. Melgers, afscheidsdienst ds. P. Wattèl
  • 15:45 Inger Huls, Kerk op Schoot-viering

Zondag 28 apr 2024

Immanuëlkerk
  • 09:00 ds. C. de Jong, Houten

Zondag 5 mei 2024

Immanuëlkerk
  • 11:00 ds. C.C.A. Melgers

Donderdag 9 mei 2024

Ontmoetingskerk
  • 09:30 ds. C.C.A. Melgers, Hemelvaart van de Heer

Activiteiten