De schikking voor Hemelvaart is gemaakt bij de schriftlezingen uit Psalm 110: 1–4 en Handelingen 2: 32–34.
De Hemelvaart van Jezus is zichtbaar door de wolk van gipskruid. Midden in deze wolk, nauwelijks zichtbaar, een witte roos die symbool staat voor Jezus. Hij werd door de wolk onttrokken aan het zicht van de leerlingen.
De 12 stokken symboliseren de 12 stammen van Israël. In de Psalm wordt gesproken dat Jezus Christus zowel Koning, de kroon, als priester is. De priesters kwamen uit de stam Levi en de koningen uit de stam Juda.
Jezus neemt plaats aan de rechter hand van Zijn Vader, gesymboliseerd door het blad en de twee witte rozen.
De blauwe distels staan voor de vijanden, die tot voetenbank worden gemaakt. Er wordt afgerekend met het onrecht!