• Liturgisch centrum Ontmoetingskerk

  • Inrichting Ontmoetingskerk

  • Inrichting Immanuëlkerk

  • Liturgisch centrum Immanuëlkerk

Kerkomroep

Opnames uit de Ontmoetingskerk.
Opnamedatum wordt hieronder twee keer getoond: de ene is met video, de andere alleen met geluid.

----------------------
Privacy Verklaring

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Is dat nou zo, dat ‘een profeet in zijn vaderstad niet geëerd wordt’? Ik heb er eigenlijk nooit zo’n last van, als ik een dienst leid in mijn geboortedorpje. Maar een predikant is meestal geen profeet – daar zit het verschil! Een profeet schopt nogal eens tegen zere schenen en dat kan pijn doen!

Vandaar die twee verhalen vanmorgen over profeten, die geen gehoor vinden. Jezus die er juist in zijn vaderstad veel problemen mee heeft, zijn boodschap voor het voetlicht te krijgen; en Ezechiël, die al bij zijn roeping van tevoren al te horen krijgt dat zijn woorden geen onthaal zullen vinden. De rode draad is, dat het woord van God blijkbaar niet zo makkelijk toegang vindt tot mensenharten. Niet in pakweg 592 vóór Christus, niet in 30 na Christus, Jezus' tijd, en hoe zit het in 2021? Een drieluik: Ezechiël, Jezus, en wij.

'Moge God sterkte geven´ is de betekenis van de naam Ezechiël en deze wens heeft hij wel nodig ook. Het zal je maar gebeuren, dat je krijgt te horen: ´Mensenkind, sta op, naar een volk dat zo halsstarrig en eigenzinnig is, stuur ik jou…´ Er klinkt een stem in het leven van Ezechiël, een stem die nu hem roept: ´ wees dwars, ga naar mensen toe, zeg hen dat Ik er ook nog ben en wees niet bang´.

Waar komt een visioen vandaan? Waar komt de notie vandaan dat je ineens weet waar het met jou naar toe moet in je leven? Waar komt je roeping vandaan? Van diep uit jezelf, van God uit? Het was voor vele hoofdpersonen in bijbelse verhalen ook makkelijker geweest las ze geen gehoor gegeven hadden aan hun roeping, Jona loopt eerst weg, Mozes vindt zichzelf geen spreker, Amos noemt zich een veeboer, een vijgenteler, geen profeet, zelfs geen leerling van een profeet. Het kost moeite om je roeping te volgen, meestal is in ons het opportunisme sterker dan de overtuiging.

Maar vandaag zijn er twee verhalen over twee mensen, Ezechiël en Jezus, die hun principes zwaarder laten wegen. Tegen de overheersende stromingen in, zijn zij wie zij zijn: een mens van God, en gaan zij de confrontatie aan met de weerstand, het ongeloof, de uitzichtloos-heid.

Ezechiël: een onbekende, moeilijke profeet. Een dik boek vol visioenen, ontoegankelijke woorden, en somberheid, véél somberheid. Sla het boek ergens open, en je vindt tien tegen één naargeestige beelden, alles verderf wat de klok slaat. Best voorstelbaar dat zijn woorden geen gehoor vonden. Maar wat had hij dán gemoeten? Was optimistische taal, valse hoop, niet nog erger geweest? Voorbarig optimisme, nergens op gefundeerd, was dat niet nóg verraderlijker geweest dan eerlijke taal die tenminste niets beloofde, maar alleen vermaande en waarschuwde?

Ezechiël leefde in Babel, in ballingschap. Hij hoorde tot het kleine groepje ballingen dat al in het jaar 597 voor Christus weggevoerd was, met de afgezette koning Jojachin. Dat was zo'n tien jaar vóór de ‘echte’ Babylonische ballingschap, als de tempel wordt verwoest en een veel groter deel van het volk wordt gedeporteerd.

En nu moet er in die tijd zowel in Jeruzalem als in Babel een merkwaardig optimisme geheerst hebben. Men zag het niet zo duister in, men vertrouwde op de Heer die zijn stad zou beschermen en zijn volk zeker zou bevrijden, het zou allemaal wel weer goed komen. Ook de meeste profeten gaan in dat optimisme mee; alleen een enkeling probeert de mensen tot realisme te brengen: Jeremia in Jeruzalem, en Ezechiël in Babel.

Ezechiël probeert zijn volk duidelijk te maken, dat het nog veel erger zal worden. Maar hier, al bij zijn roeping, krijgt hij te horen dat zijn woorden géén gehoor zullen vinden. Zijn volk is opstandig, en wil niets weten van wat hij te zeggen heeft. Ezechiël krijgt van God opdracht om zich schrap te zetten tegen zijn tegenstanders, niet bang te zijn voor die verstokte mensen met hun strenge gezichten en hun hard gemaakte harten, zoals er letterlijk staat. Hij moet zeggen wat er gezegd moet worden, ongeacht wat men ermee doet. Maar waarom dan, wat heeft dat voor zin? Dat tenminste de waarheid nog klinkt. Dat er tenminste later nog gezegd kan worden: er is een profeet geweest, die het in ons midden gezegd heeft.

Er is een Joods verhaaltje over precies zo'n profeet, die ook jarenlang een vruchteloze strijd voert voor Gods waarheid. Ze vragen hem: denk je nu werkelijk, dat je de mensen nog zult kunnen overtuigen? Zijn antwoord: ‘Nee, die hoop heb ik al tijden geleden opgegeven. Maar ik blijf profeteren, om niet door hén overtuigd te worden.” – en, zeg ik er achteraan, misschien komt er een generatie die wèl hoort.

Nu is die tekst uit Ezechiël géén vrijbrief om overal vrijblijvend tegenaan te schoppen.

Ezechiël spreekt niet vanuit zichzelf, hij heeft geen plezier in deze donkere woorden, hij heeft iets gezien, een visioen. Hij heeft een innerlijke drang om te zeggen wat God hem opdraagt. Hij durft eigenlijk helemaal niet, en de Geest moet hem helpen om op zijn voeten te gaan staan en de woorden van God aan te horen. Dan pas gaat hij spreken.

Die sombere woorden zijn overigens niet het enige dat deze profeet te melden heeft, God-zij-dank. Verderop, als de ballingschap donkerder en donkerder wordt, dan is hij juist degenen die met de visioenen komt van de herbouwde tempel, van het goede en vruchtbare land, van het herleven van een volk dat ten dode gedoemd leek. Maar nu is het daar niet de tijd voor. Nu is zijn woord onaangenaam om te horen, en men luistert dan ook niet.

De boodschapper van slecht nieuws wordt vaak niet gewaardeerd. Ze zeggen, dat vroeger koningen de bode die een nederlaag kwam melden wel lieten onthoofden, uit pure frustratie; alsof die man er iets aan kon doen. Nog steeds gebeurt het: de klokkenluider, degene die een misstand meldt, die de vinger op de zere plek legt, die wordt dat óók in een kerkgemeenschap vaak niet in dank afgenomen. Terwijl opbouwende kritiek altijd goed: om ons bij de les te houden, om de gezapigheid tegen te gaan, om ingesleten gewoonten tegen het licht te houden. Wee degene die de stem van de dwarsligger smoort, want voor je het weet breng je de profetie tot zwijgen!

Weerstand tegen Ezechiël’s woorden valt te begrijpen; Maar dat Jézus' woorden niet gehoord worden, althans in zijn vaderstad, dat ligt moeilijker. Hij spreekt toch niet van die sombere en dwarse woorden? Marcus vertelt ons van de prediking van Jezus over de komst van het Koninkrijk van God: ‘De tijd is rijp, het Koninkrijk is nabij, keer je leven om, geloof het evangelie', daar is het Jezus om te doen.

Hij vertelt ons hoe Jezus dat koninkrijk heeft laten zíen, in wonderlijke tekenen. Genezingen, de storm op het meer waar Jezus het natuurgeweld de baas kan, een verhaal over demonen die worden uitgedreven en als voorlopig hoogtepunt de opwekking van het dochtertje van Jaïrus. Het Koninkrijk wordt door Jezus niet alleen gepreekt, het is ook begonnen, in Hemzelf, Jezus van Nazareth. En uitgerekend in Nazareth willen ze niet van hem weten...

Hoe kwam dat nou, dat Jezus in Nazareth niet geloofd werd? Dat kwam omdat de mensen Hem zo goed kenden van vroeger. Ze wisten natuurlijk van zijn geboorte in Bethlehem en hoe Jozef en Maria met Jezus uit Egypte teruggekeerd waren in de stad, ze hadden Hem groot zien worden en naar school zien gaan, zijn broertjes en zusjes. Iedereen kende ze wel, dat timmermansgezin: gewone mensen, net als zij zelf. En Jezus was één van hen.

Zo hadden ze een beeld van Hem gevormd. En nu stond daar opeens een andere Jezus! Iemand die sprak met gezag, als een profeet, een schriftgeleerde, iemand die wonderen deed. Dat klopte niet met hun beeld van Hem; dat botste en daarom werden ze geïrriteerd: wat verbeeldt Hij zich wel! Het beeld dat de mensen van Nazareth van Jezus hadden was zo sterk, zo hardnekkig, dat de werkelijkheid van Jezus zelf er niet doorheen kon breken. Jezus kon dat beeld niet veranderen; niet met geweld, niet door wonderen te doen… Hij gaat de strijd niet eens aan.

Lopen wij dit gevaar ook niet? We willen Jezus wel in ere houden als een voorbeeldig en volkomen mens, maar niet als God-op-aarde, niet als God de Zoon in mensengedaante. Is dat omdat God ons daarin te nabij komt? We houden Hem liever op eerbiedige afstand: hoog in de hemel, verborgen in de kosmos of diep in de ziel.

Maar van Jezus teruggebracht tot een der onzen gaan geen buitengewone krachten uit, geen wonderen. Dat leert ons dit verhaal. Geloven we in Jezus alleen als een voorbeeldig mensenkind, 'de zoon van Maria en de broer van Jacobus en Jozef', dan is het wel de vraag of we van hem nog wonderen kunnen verwachten. En met die verwachting geven we veel prijs, want zijn wonderen zijn zijn verrassende weldaden, waarin Hij het onmogelijke werkelijk maakt en waarin we bevrijd worden uit de gevangenschap van het verleden en nieuwe toekomst ontvangen en tegemoet gaan.

Jezus als de Zoon van God ontsluit immers nieuwe toekomst en schept een nieuw bestaan. In Hem is het oude voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen, zal de apostel zeggen.

Als we nu eens zo naar Jezus proberen te kijken en Hem niet al te snel naar onze menselijke maat omvormen. Dan is God ons rakelings nabij en woont Hij in ons midden.

In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest

Amen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Activiteiten